Een verhaal over een appartementsgebouw in een grootstad
We bespraken in de vorige leesclubbijeenkomst ‘Het Yacoubian’ van Alaa Al Aswani, een verhaal over het wel en wee van de bewoners van een appartementsgebouw in Caïro. Het beschrijven van de bouw, de glorietijd en het verval van een appartementsblok, en daarmee ook van de stad, is een procedé dat vaker toegepast wordt. Denk maar aan ‘Die gore klerezooi in de Via Merulana’ van Carlo Emilia Gadda (Rome, 1957), ‘Het leven een gebruiksaanwijzing’ van Georges Perec (Parijs, 1978), ‘Het luizenpaleis’ van Elif Shafak (Istanbul, 2002), … Al die verhalen bieden via het beschrijven van de inwoners van een appartementsgebouw een caleidoscopische kijk op een stad en haar bevolking.
Saskia De Coster en haar Atlasgebouw
Nu kunnen we ook onze eigen Saskia De Coster aan deze rij toevoegen. Met ‘Wat alleen wij horen’ beschrijft zij de lotgevallen van de inwoners van het Atlasgebouw (veertig appartementen, 122 inwoners) in een niet nader genoemde Europese grootstad. Op een dag krijgen de bewoners van dat gebouw te horen dat ze binnen zes maanden hun appartementen moeten verlaten omdat het gebouw gesloopt zal worden. Als lezer tel je met de bewoners mee af. Hoe zal elke bewoner die zes maanden doorstaan? Hoe zal het hem vergaan? En bovenal, wat is dat gepiep dat sinds het bericht voortdurend in het gebouw te horen is, dat gepiep dat blijkbaar alleen maar door de bewoners te horen is?
Ik was niet van plan dit boek te lezen, haar vorige roman ‘Wij en ik’ kon me maar matig boeien, maar geïntrigeerd door ‘Het Yacoubian’ ben ik er toch aan begonnen. Ik was aangenaam verrast.
Een schatkamer van personages
De verschillende personages/bewoners zijn vol sympathie beschreven. Levens vol dromen, verwachtingen, mislukkingen, maar altijd met een glimlach levensecht en liefdevol verteld. (Bij één personage, nl. de jonge schrijfster Erin, dacht ik trouwens meteen aan Saskia De Coster zelf.)
Een citaat als illustratie (p.140)
“Hoe schattig en bescheiden, hoe gewelddadig en onverbiddelijk, hoe theatraal en kitscherig iedere droom afzonderlijk ook mag zijn, als je alle dromen uit het Atlasgebouw opstapelt, nemen ze veel plaats in, zoals vele flinterdunne bladzijden samen een dik boek vormen. En die dikke boeken maken op hun beurt deel uit van een hele bibliotheek. Een plaats om je eindeloos in te verliezen, een plaats waar, als je heel stil bent, je de dromen vredig voor zich uit kunt horen murmelen“.
en personificaties
Zowel de stad (“Na al die eeuwen van heen en weer slingeren tussen historische grootsheid en verval op de hoge hakken van restauratiesteigers….) als het Atlasgebouw zelf (“Maar met zijn puisten van opbollende verf, de kromme afhangende wenkbrauwen, veroorzaakt door schuine slagregens, de diepe acnekraters en roestvlekken door de onverbiddelijke elementen die ontbijten op de ijzeren brandtrap, ziet het gebouw er een tikje vervallen uit“) worden voortdurend gepersonificeerd. Op een gegeven ogenblik vroeg ik me af of al die personificaties niet wat teveel van het goede waren, maar nee, ze klopten, pasten wonderwel in het geheel en die stijl werd het hele boek volgehouden. Het schrijfplezier spat van de bladzijden af en mijn leesplezier wakkerde er alleen maar door op. Ik was vol bewondering voor het beeldenpalet van Saskia De Coster. Wat kan zij schrijven!
Tijdens de bespreking van ‘Het Yacoubian’ kwam ‘Wat alleen wij horen’ aan bod. Blijkbaar hadden enkelen van de leesclub dit boek ook al gelezen, en waren zij even positief als ik. Wel rees de vraag waarom ‘Wij en ik’ in de pers zoveel meer aan bod kwam dan haar laatste boek. Bij deze de oproep: “Lees haar laatste werk. Je zal er geen spijt van krijgen.”