Mijn man was naar het laatavondjournaal aan het kijken. Er was het gewoonlijk gekibbel tussen enkele politici, er werd sneeuw aangekondigd, en er werden beelden getoond van een gigantische betoging in Parijs: zo’n 340.000 betogers (cijfers van de politie) verzetten zich tegen het wetsontwerp dat holebi’s het recht geeft te huwen en kinderen te adopteren. Ondertussen las ik verder in mijn boek. Af en toe onderbrak ik mijn lectuur om mijn man naar de betekenis van een woord te vragen. “Wat is het verschil tussen pre-op en post-op transseksuelen?”, “En tussen een top en een bottom?” “Ha, en die hier, intercruraal vrijen, weet je wat dat wil zeggen?” “En cruisen, wat betekent dat?” Mijn man vroeg zich verbaasd af welk boek ik eigenlijk aan het lezen was. Hij bleef me trouwens het antwoord schuldig.
Ik was In een mens van John Irving aan het lezen. Nochtans had ik tijdens het lezen van de meer dan 500 pagina’s uitvoerige beschrijvingen van de seksuele ontdekkingstocht van lesbo’s, homo’s, bi’s, transgenders en “personen wiens seksualiteit niet echt te identificeren is”, geen enkele keer het gevoel dat ik een seksboek aan het lezen was. Wat ik las, was een heel open relaas over de seksuele ontplooiing van Billy, de biseksuele hoofdpersoon, en de relatie met zijn familie (Ook hier weer de ontbrekende vaderfiguur, wat typisch voor Irving is) en zijn vrienden. Voorts las ik over de ravage die aids in de VS aangericht heeft. “Wie het tijdperk Reagan (’81-’89) is doorgekomen zonder iemand te zijn verloren aan aids, zal andere herinneringen hebben aan die jaren dan ik. Wat een decennium –met het merendeel van de tijd een paardrijdende B-acteur aan de leiding! (Zeven van de acht jaar dat hij president was zou Reagan het woord aids niet in de mond nemen.) … In ’95 waren er –alleen in New York – meer Amerikanen overleden aan aids dan er in Vietnam zijn omgekomen.” (p.400) Maar ik las ook over Billy’s literaire volwassenwording. Hij leerde de literatuur liefhebben via de transseksuele bibliothecaris op wie hij, of course, verliefd werd. Hij leerde zichzelf beter uiten (want ja, hij had een spraakgebrek, zoals wel vaker voorkomt bij Irving) via het opvoeren van Shakespeare met zijn amateurgezelschap. En hij werd uiteindelijk zelf schrijver, van boeken waarin hij de toen huidige seksuele moraal aan de kaak stelt. Er komen inderdaad nog meer typische Irving-elementen in het boek voor. Naast toneel is bijvoorbeeld het worstelen een grote passie van Billy.
Ik kon het niet nalaten om na te gaan in hoeverre Billy ook op seksueel vlak autobiografisch is. Laat ons zeggen dat John Irving in het Reagantijdperk veel vrienden aan aids zag sterven en dat hij met dit boek van leer trekt tegen de “holbewoners” (p.492) die nog nooit van seksuele diversiteit gehoord hebben. “Als je de helft van wat je beschrijft in je boeken ook echt hebt meegemaakt dan moet je met bijna iedereen naar bed zijn geweest”, vroegt iemand Billy op p.500. Tot slot zie ik het boek als één groot pleidooi voor verdraagzaamheid. Ook nu nog, zoveel decennia na Reagan, wanneer Parijs er in slaagt 340.000 betogers tegen het holobi-huwelijk op straat te krijgen.