Mijn zoon van vier-bijna-vijf heeft iets met pinguins. In de bibliotheek vond hij twee boeken die ik, na drie verlengingen, maar aangekocht heb. Zelf vind ik ze ook heel leuk om voor te lezen èn naar te kijken. Stuk voor stuk zijn ze prachtig geïllustreerd.
Het gaat om 365 pinguins van de Franse Fromental en Jolivet (uitg. Gottmer), en Pim en Wim van de beroemde Nederlandse kinderboekenauteur Dick Bruna, de vader van Nijntje. 365 pinguins is een grafisch hoogstaand werkje. Het verhaal is absurd. Iedere dag levert een koerier een pinguin aan huis, wat voor de nodige problemen zorgt. Hoe orde scheppen in de chaos die steeds maar groter wordt? Je leert bij het lezen van dit boek nog rekenen ook… Het is zo’n boek waar je als volwassene heel erg van kan genieten, zowel van het verhaal als van de illustraties, maar waarvan je denkt dat het niets voor kinderen is. Niet dus.
Het boek van Bruna gaat over twee pinguins die op reis willen. Ze kiezen een ijsschots uit, maar die begint onderweg te smelten… Mooi! Om van weg te smelten.
Uit Engeland kreeg hij een ander pinguin-boek opgestuurd,nl. Oliver Jeffers’ Lost and Found: over een eenzame pinguin die gezelschap zoekt. In het Nederlands werd het ooit bij Ten Have uitgegeven onder de titel Laat mij niet alleen. Heel mooie sprekende aquareltekeningen. Klassiek. Dromerig. Een illustrator om in het oog te houden. Jammer dat Jeffers niet zo bekend is bij ons. In Engeland en Ierland heeft hij al veel prijzen gewonnen.